vrijdag 27 april 2018

Gedeeld leiderschap als succesfactor in het moderne wielrennen


‘De ploeg van het wielervoorjaar is Quick-step’, dat viel de laatste weken in elke sportkrant te lezen. Niet voor niets, want de dominantie van het team en het aantal overwinningen (31 tot nu toe) is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Even opmerkelijk was het gegeven dat die overwinningen te danken waren aan een dik tienvoud van renners, zowel ‘nieuwe’ talenten als ervaren rotten zoals een Viviani, Terpstra, enz. En dat voor een ploeg die met het wegvallen van Tom Boonen geen kopman meer dreigde te hebben… Over het hoe en het waarom van deze suprematie is reeds veel gezegd en geschreven. Toch valt er nog meer over te zeggen, en dan vooral vanuit het standpunt van leiderschap en groepsdynamiek. Het huidige Quick-step is immers een schoolvoorbeeld van hoe een topteam functioneert. In de eerste plaats is er een duidelijk gemeenschappelijk doel en gaan de teamleden voor elkaar door het vuur. ‘There is no I in team’ wordt in het Engels mooi gezegd, en dat vind je ook bij dit team terug. De teamleden identificeren zich met het team, en namen zoals ‘the wolfpack’ dragen bij aan die sterke teamidentiteit. Dit leidt onder meer tot het gegeven dat grote namen zich wegcijferen om minder bekende talenten aan de overwinning te helpen. Kijken we naar andere grote ploegen dan zien we dit fenomeen veel minder: er is meestal een duidelijk onderscheid tussen kopmannen en knechten, en de kopman is meestal dezelfde over de verschillende races heen. Bij Quickstep ligt dat anders: de ploeg start met meerdere potentiële leiders eerder dan één uitgesproken kopman. Het leiderschap wisselt bovendien doorheen de koers, en dit in functie van de situatie en het talent van de renner. Zo is er Iljo Keisse, superknecht, die de richtlijnen uitzet in het eerste deel van de koers. In andere ploegen zou een renner in zijn rol eerder instructies opvolgen en zich letterlijk in zijn rol als knecht moeten wegcijferen. In het tweede deel van de koers kan het leiderschap verdeeld worden en kunnen meerdere renners naar voor geschoven worden. Dit kan uiteraard enkel omwille van een fysieke weelde bij het team, maar onderschat toch ook de mentale component en de teamgeest niet. In hoeveel andere ploegen zien we geen voorbeelden van renners die duidelijk in bloedvorm verkeren, maar niet mogen rijden omdat de kopman wil winnen. Wat we bij Quickstep terug vinden is een trend in leiderschap die ook in het bedrijfsleven zijn opmars kent, namelijk ‘gedeeld leiderschap’. Zoals het woord zelf zegt gaat men in dergelijke visie niet uit van één vaste leider, maar deelt men de leidersrol onder de teamleden. Gedeeld leiderschap gaat uit van co-creatie tussen de teamleden en is de motor voor gedragen oplossingen en gedeelde verantwoordelijkheid in een context die gekenmerkt wordt door snel wisselende en turbulente omstandigheden. Daarvoor zijn gelijkwaardige samenwerkingsrelaties nodig en het geloof van elk teamlid dat het team als geheel effectiever is dan de individuen. Tot slot ligt een flinke dosis vertrouwen aan de basis van gedeeld leiderschap, zowel in zichzelf als in de andere teamleden. Dat vertrouwen leidt op zijn beurt dan weer tot open en eerlijke communicatie, en dus tot juiste teambeslissingen. Zal het succes van Quick-step ook andere ploegen overtuigen om tot een andere visie op kopmannen en knechten te komen en meer uit het team als geheel te halen? Laten we hopen. Eén ding is zeker: dergelijke fundamenten met een team bereik je niet overnacht en vraagt gerichte coaching en inzicht in groepsdynamiek.

Wil je meer weten over coaching van teams? Bezoek dan onze website op http://www.peaklevel.be/team-coaching of neem contact op met de mental coaches.

donderdag 12 april 2018

Plotse hartstilstand in de sport

De hele wielerwereld en veel Vlamingen in het algemeen, zijn zwaar aangeslagen door het overlijden van de 23-jarige Michael Goolaerts na de wielerrace Parijs-Roubaix 2018.

Mogelijk leed Michael Goolaerts aan een hartprobleem dat ondanks de medische tests die profwielrenners ondergaan onder de radar is gebleven en dat tijdens de race fataal aan de oppervlakte is gekomen. Zo blijven gevallen van hartspierontsteking (myocarditis) door een virale infectie meestal verborgen en bestaan er aangeboren hartafwijkingen die ook bij een goede screening niet ontdekt worden en die zich zonder voorafgaande symptomen plots manifesteren met een hartstilstand.
Michael Goolaerts was niet de eerste en zal ook niet de laatste sporter zijn die overlijdt na een hartstilstand. Eind 2016 lanceerde SKA (vereniging van sportkeuringsartsen), het sportcardiaal actieplan, met het doel om het fenomeen van overlijden door hartstilstand in de sport tegen 2020 significant terug te dringen. Nu zijn er jaarlijks enkele tientallen dodelijk slachtoffers, al bestaan er geen exacte cijfers.
Het actieplan van SKA berust op drie krachtlijnen: zoveel mogelijk (kandidaat)sporters medisch onderzoeken om verborgen (hart)problemen aan het licht te brengen, zoveel mogelijk mensen in en rond de sport hartmassage leren geven, en een meldpunt oprichten om zoveel mogelijk gevallen van hartstilstand in de sport te inventariseren en wetenschappelijk te kunnen onderzoeken via een autopsie, om na te gaan welke kenmerken slachtoffers eventueel gemeen hebben.
  
Wat moet er gebeuren bij een hartstilstand in de sport? Kort gezegd: alles laten vallen, de hulpdienst alarmeren en hartmassage starten. Elke min of meer fitte tiener of volwassene zou dat moeten weten en moeten kunnen, binnen of buiten de koers. Toch gebeurt het vaak niet, of te laat. Zelfs als er veel volk bij is, wordt meestal tijd verloren doordat mensen niet weten wat ze moeten doen, niets durven te doen of op anderen rekenen om te helpen.
Als een wielrenner of een andere sporter plots valt of neerzijgt en roerloos blijft liggen, gaat het mogelijk om een hartstilstand en is er acuut levensgevaar! Elke seconde telt dan. Het is van het grootste belang dat de persoon die deze leven-of-doodsituatie het eerst opmerkt, meteen actie onderneemt. Wie die persoon is, doet er niet toe. Beter een leek die direct hartmassage geeft dan een arts die pas minuten later ter plaatse raakt.


Wat kun je zelf doen als je getuige bent van een hartstilstand?
De eerste persoon die in de buurt geraakt van een slachtoffer dat niet meer beweegt en niet reageert op aanspreking of op schudden met de schouders, moet controleren of het slachtoffer nog ademt. Dat kan door maximaal 10 seconden te kijken of de borstkas op- en neergaat of door aan de mond te luisteren of te voelen (met een natte wang) of er nog lucht passeert. Als het slachtoffer niet meer ademt – of als de helper niet zeker is dat het slachtoffer nog ademt – moet zo snel mogelijk professionele hulp worden geroepen en moet hartmassage worden gestart.
Als een omstander een defibrillator kan halen, moet dat zo snel mogelijk gebeuren, maar de helper mag dat zelf niet doen tenzij hij alleen is en het apparaat zich zo dichtbij bevindt dat hij het binnen de minuut kan halen en aansluiten. Is hij dat niet zeker, dan moet hij zich beperken tot hartmassage.

SAMENGEVAT
  • Check of de persoon reageert op aanspreken of schudden met de schouders.
  • Geen reactie? Kijk, voel en luister of de persoon nog ademt.
  • Geen ademhaling? Zorg dat de hulpdiensten worden gealarmeerd via 112.
  • Start hartmassage:
    • hou je armen gestrekt en loodrecht boven het borstbeen van het slachtoffer
    • duw met de handen op elkaar op de onderkant van het borstbeen
    • doe dat 100 keer per minuut, op de maat van Staying Alive van de Bee Gees
    • druk de borstkas daarbij 5 cm diep in en laat ze meteen weer opveren
  • Laat iemand anders intussen een defibrillator zoeken of halen
  • Geef hartmassage tot een defibrillator wordt aangesloten (volg de instructies) of een hulpverlener kan overnemen.

Dr Peter Janssens
Sportarts en erkend keuringsarts




vrijdag 6 april 2018

Waarom duursporters beter wél tegen zichzelf praten

In normale omstandigheden wordt tegen jezelf praten afgekeurd en kijken we raar op wanneer we dit iemand horen doen. Als duursporter blijkt tegen jezelf praten echter net een voordeel te zijn. Verschillende onderzoeken tonen immers aan dat de prestaties van duursporters tot op zekere hoogte kunnen verbeteren door wat men ‘self-talk’ noemt. Dit is uiteraard vooral het geval wanneer men op een positieve manier tot zichzelf praat. Meer specifiek associeert men 3 verschillende vormen van self-talk, namelijk:
  • Positieve self-talk (vb “ik ben goed bezig”; “ik ben sterk vandaag”), die een zelf-bevestigend en motiverend effect heeft
  • Stemmingswoorden (vb “power!” of "ram!" wanneer men kracht nodig heeft; “controle” of "solide" bij een technische moeilijke beweging), die de stemming oproepen die je op dat moment wil bereiken
  • Taak-relevante woorden (vb “knieën omhoog”; ”ronde bewegingen”; “rechte lijn”), die een focus brengen naar de bewegingen waar je op dat moment mee bezig bent 
Wil men dat deze self-talk effectief rendeert dan zijn een aantal zaken van belang. In de eerste plaats moeten de woorden door de atleet zelf gekozen worden en niet ‘opgelegd’ worden van buitenaf (vb de trainer). In de tweede plaats speelt oefening een grote rol. Tijdens de wedstrijd, en zeker wanneer er mentale vermoeidheid optreedt, valt men immers terug op automatismen en denkt men vaak minder helder. Heeft men zich echter deze woorden tijdens de training gewoon gemaakt, dan zal men dit spontaan toepassen op het cruciale moment en die extra percentjes verschil kunnen maken.